Stedendriehoek

FABELACHTIG

‘Dus de baas van Rusland,’ en ze veegt een snottebel af aan haar mouw, ‘is boos op de baas van Oekraïne omdat hij vrienden is met Europa?’
We zitten met zijn drieën in een stoel. Aardbeien Karvan Cevitam, allemaal een zure mat. Links zit zeven jaar leven, rechts tien. Alle drie een snotneus, we hebben net buiten gespeeld.
‘Zoiets, ja’, antwoord ik.
‘Maar als je het niet eens bent met elkaar, kun je toch nog wel naast elkaar wonen? Dat doen die landen dan toch? Ik vind mijn buurjongen een stomkop, maar dan ga ik toch geen ruzie maken. Maakt mij het uit met wie hij speelt. Ik negeer hem gewoon,’ en Tienjaar neemt een slok.
‘Tante Rens,’ begint Zeven, ‘wat is een complot en een fabeltjesfuik? Is dat met die uil met dat boek?’
Die Karvan Cevitam had pardoes beter een Johnny Walker kunnen zijn.
Ik schraap mijn keel, moet minder roken. ‘Een complot is iets wat mensen bedenken om andere mensen in het ootje te nemen. Dat het lijkt alsof iets waar is, maar dat is dan niet waar.’ Tienjaar doet het er voor. Zeven fronst.
‘Dus Sinterklaas was een complot.’
Ik grinnik. ‘Als je het zo bekijkt: ja.’
We kauwen op de zure mat en op de materie.
‘Maar Sinterklaas is heel leuk. Waarom zijn mensen dan zo boos over complot?’
Drommels, ik moet aan de bak vanmiddag.
‘Sommige mensen denken dat heel veel dingen complot zijn. Dat belangrijke bazen van de landen ons dingetjes doen geloven. Net zoals Sinterklaas, maar dan voor grote mensen.’
Tienjaar veert op. ‘Maar hoe wéten die mensen dan dat het een complot is? Kijk, bij ons heeft mam gewoon verteld dat Sint niet echt is. Maar wanneer gaan dan die belangrijke mensen vertellen dat het nep was?’
Ik vertel dat ik het niet weet en dat niemand het eigenlijk weet. Maar dat grote mensen het graag zeker willen weten in het leven. Maar niets is zeker.
We proppen een spekkie in onze mond. De kamer ruikt al zoeter.
‘En die fabeltjesfuik, met die uil, wat is dat dan?’
‘Jij bedoelt de Fabeltjeskrant. Dat is met de dieren, uit het bos.’ En ik aai haar over haar kop.
‘Schrijf jij daar dan die grapjes altijd voor?’
Ik knik. Fabelachtig mooi, dit.