Stedendriehoek

COLUMN Renske Kruitbosch | (DI)NOTENKOEK

‘Kijk,’ en ze aait zichzelf over haar linkerhand. Parelketting, marmeren broche. Het huis ruikt naar tapijt en Vanderbilt, op de tafel staat een vetplant. Die drinken amper, toch zijn ze mollig. Bijzonder, eigenlijk.
‘Het is simpel. Je wordt geboren en je gaat dood. Daartussenin,’ en ze neemt een slokje van haar bijna zwarte thee, ‘daar gebeurt van alles. Werkelijk, van alles.’
Ik drink geen thee, maar als het moet het liefste donkere. Dat wist ze niet, ze had gewoon het zakje te lang in de theepot laten zitten. Vergeten is het leukst als je niet weet dat het gebeurt.
Ik pluk wat aan mijn t-shirt, echt lekker zit hij niet. Dat verwacht je wel van zo een stukje katoen, dus het is een teleurshirt. Mijn wimpers zwartgeverfd, nagels bladder-roze.
‘En je gaat grote dingen meemaken en kleine. Het is allemaal relatief. Wat jij groot maakt of zo ervaart. Later, als je zo oud bent als ik, een dinosaurus eigenlijk,’ en ze lacht om haar eigen grap, ‘dan besef je dat sommige dingen niet zo groot of klein waren dan dat ze daadwerkelijk waren. Maar ja, dat weet je pas achteraf.’
Ik denk na. Zou het zo simpel zijn?
Ik vertelde haar een paar minuten geleden dat ik soms bang ben voor mijn eigen leven. Dat ik het als zoiets moois en positiefs ervaar, zelfs al ken ik tegenslag. Dat ik bang ben dat er elk moment iets ergs kan gebeuren. Of is die angst nodig om te beseffen hoe goed je het hebt?
Ze knakt een notenkoekje door midden en gaat verder. De andere helft eet ze zo alsnog op, dat is vaste prik. ‘Mensen die geld in overvloed hebben, leven feitelijk te comfortabel. Alles kunnen ze kopen, ze hoeven nergens meer naar te verlangen of op te hopen.’
Dat het rijmt zal toeval zijn, hoewel ik niet geloof dat dat bestaat.
‘Is dat zo? Maar liefde dan, of vriendschap?’
Ze grinnikt. ‘Soms is zelfs dat te koop.’
Ik breek ook een stukje notenkoek in de wetenschap dat die andere helft niet lang op het bordje blijft liggen. Ik sta op en loop naar de auto, ik veeg mijn voeten altijd als ik naar buiten ga.
Ze blijft altijd zitten, half kaakje in haar knuist. ‘Leef maar gewoon. Kloot maar wat aan. Niet teveel twijfelen, zonde van je tijd. Je bent zo een dino.’