Stedendriehoek

BINNEN-WINNEN-KANT

‘Ben jij mooier aan de binnenkant of aan de buitenkant?’ vraag ik. Er zit pannenkoekbeslag in ons haar, maar op avonden als deze geeft dat niet. Nichtje van tien is inmiddels elf. Eigenlijk past dat nog veel beter.
‘Binnenkant.’
Het antwoord kwam zonder na te denken. Ogenschijnlijk dan, gedachten gaan vliegensvlug. De pan staat niet goed op het vuur, het begint naar aangebrand plastic te ruiken.
‘Dat weet je snel,’ en ik frummel het randje van de pannenkoek los van de pan, ‘waarom is dat?’
‘Omdat ik lief ben voor iedereen. En ik doe altijd heel goed mijn best. Ik pest niet en ben nooit gemeen, zeg maar.’
‘Wanneer ben je gemeen?’ vraag ik.
‘Nou, als je sommige mensen buitensluit. Ik snap bijvoorbeeld niet dat de mensen die Nederland besturen,’ en ze zoekt naar woorden dus ik vul in: ‘de politiek, bedoel je?’
Elf knikt. Dat bedoelt ze. ‘Dat die zo naar tegen elkaar doen. Ze moeten niet kibbelen, dan kom je nooit tot een goed idee. Je moet juist samenwerken. En ik begrijp niet waarom er niet meer voor de dieren gedaan wordt.’
Ik schenk nog een grote soeplepel beslag in de tweede koekenpan. Oude troep, dat vind ik charmant.
‘Maar je bent aan de buitenkant toch ook heel mooi?’
Ze drukt haar bril iets meer op haar neus, nu zit er ook een snuffie bloem op haar dop. Ze kijkt me schuin aan en haalt haar schouders op.
‘Van de binnenkant weet ik het zeker. Dat ik mooi ben. De buitenkant,’ en ze pakt de appelstroop, ‘dat bepalen anderen. Dat is wat iederéén ziet. De binnenkant is voor mij alleen.’
Ze pakt haar bord. Dat is afgesproken, ik ben chef pannekoekbewaker, zij mag aan tafel opeten.
‘Is dat zo? Maar als je lief bent, is je binnenkant toch zichtbaar voor diegene?’
Daar zat wat in, maar haar mond zit vol. Ze knikt.
‘En jij, tante Rens, mooier aan de binnen- of buitenkant?’
‘Binnenkant. Hoewel het soms moeilijk is om je binnenkant op te blijven poetsen, als mensen allemaal zo gek doen,’ fluister ik zacht. Dat laatste hoort ze niet.
‘Vind ik ook. Jij bent mijn lievelings-grote-mensen-binnenkant.’
Ik aai haar over haar kop. Als er een schoonheidswedstrijd was voor karakters, liep zij lachend weg met goud.