Columns
Peter van den Boom
Onlangs stond er een onderhoudend interview met een honderdjarige in een landelijk dagblad. De gelukkige was een in Zweden geboren dame die in de jaren vijftig naar Nederland was verhuisd vanwege de liefde. Stomverbaasd was ze destijds dat ze in dit landje, eenmaal getrouwd, geen fatsoenlijke baan meer kon krijgen en keer op keer bot werd afgewezen, geschikt voor de functie of niet. Toen ze uitriep dat we in dit land 50 jaar achterliepen op Zweden, waar het ging om man-vrouwverhoudingen, waren de reacties die ze kreeg bijzonder narrig. Gelukkig voor haar waren er nog geen sociale media. Ik denk dat ze in haar frustratie wat overdreef, maar in de basis geen ongelijk had.
Hebben we anno 2025 iets van die achterstand op de Scandinavische kampioenen van de gelijke kansen ingelopen? We hebben er wel de mond van vol. Praatprogramma’s vullen er uitzenduren mee, boekenplanken buigen er van door: vrouwen hebben nog steeds last van het patriarchaat. De urgentie lijkt aanwezig om nu eindelijk eens alle ongelijkheid tussen man en vrouw in onze samenleving echt uit te bannen. So far so good. Maar je hoeft maar om je heen te kijken om te constateren hoe hardnekkig de ingesleten rolpatronen nog steeds, bewust en onbewust, overal in stand worden gehouden.
Een paar simpele voorbeelden uit eigen straat. Mannen die in de grootste auto van het gezin naar hun werk gaan, terwijl hun vrouwen, die ook werken, genoegen nemen met een veel kleiner en goedkoper modelletje waarmee eerst de kinderen naar school worden gebracht. Heren die steevast met een grote boog om de wasmachine heen lopen, maar wel altijd in de tuin te vinden zijn en met behulp van veel motorgeronk opschietend struikgewas decimeren en het gras kort houden. Het alleenrecht hebben op het bedienen van de barbecue, vrouwen eromheen slechts tolererend met een bordje op schoot. De eega’s willen de tuin kennelijk alleen gebruiken om koffie met een vriendin te drinken. Ze bewateren hooguit met een minuscuul gietertje een plantenperkje, hebben nog nooit een tuinslang uitgerold, maar lopen wel altijd met de droogmolen te jongleren.
Zo heel veel lijkt er dus niet veranderd sinds de jaren vijftig. Zijn het dan die langdurig ingesleten gewoontes, is er simpelweg bij velen geen behoefte aan een andere invulling, is het gemakzucht, een gebrek aan durf of aansprekende rolmodellen? Sociologen, kom er maar in…